Articles – Dutch

 
 
 
 
“Dämmerung
een intrigerend spel met licht en donker” (2019)
door Rick Vercauteren
Ingrid Simons (Eindhoven, 1976) is een dynamische, reislustige en veelzijdige kunstenaar die zowel in haar atelier net buiten Eindhoven als in tijdelijke gastateliers, op uiteenlopende formaten, expressief ogende, altijd sterk geabstraheerde werken maakt. Zelfs doeken die relatief klein van formaat zijn, hebben een grote zeggingskracht. Tijdens het schilderen durft Simons te variëren met betrekking tot de gesuggereerde ruimten, standpunten van haar ‘camera’, de samenstelling van het coloriet en de over elkaar heen tuimelende, energetische gestes in de nu eens staande en dan weer liggende composities
Extract uit de publicatie “Dämmerung, Ingrid Simons”, eerste alinea van het essay
 
***
 
“Waar water samenvloeit met ander water”,
Cacaofabriek, Helmond (2019)
Door Daan Rau (B)

Ingrid Simons (°1976) ten slotte is de jongste in dit gezelschap en laat zich zien als een begenadigde en geestdriftige kunstenares die geïnteresseerd is in het deconstrueren en opnieuw samenstellen van het landschap tot een fysiek overweldigende en overheersende natuur. Ze ontstaan vanuit het schilderen zelf, maar dat belet niet dat ze ons, kleine mensen, herinneren aan de kracht van die natuur waar wij ook deel van uitmaken.

Het is iets wat wij soms dreigen te vergeten en daarom is deze tentoonstelling een goede gelegenheid om dat tot ons wat te laten doordringen. Het helpt ons misschien een beetje om ons superioriteitsgevoel wat te temperen en ons tot betere meesters van de wereld te laten worden. En laat dat vooral weten aan de politici en onze zogenaamde leiders. Het moeten niet enkel de scholieren zijn die dat doen.

27 januari 2019

 
 
***
 

Interview kM magazine (2018)

Where the wild roses grow’
Ingrid Simons fascinatie voor verdroogde bloemenAl vanaf haar kunstacademietijd houdt Ingrid Simons zich bezig met vergankelijkheid, een thema dat ze tot uitdrukking brengt in haar vaak pasteuze schilderijen van landschappen en vooral bloemen. De laatste jaren is ze steeds vrijer en abstracter gaan werken.
Florence Husen
Wat heb jij met bloemen?
Bloemen geven de cyclus van het leven weer. Een bloem in volle bloei is ontzettend mooi. Maar als kunstenaar vind ik verdroogde bloemen het interessantst. Dat het leven eruit is. De vormen die dan ontstaan, refereren aan verstilling en vervreemding. Met symboliek houd ik mij niet bezig; het gaat mij om het beeld dat mij fascineert.’
Aan welke kunstenaars die bloemen schilderen voel jij je verwant?
De befaamde Nederlandse bloemstillevens uit de Gouden Eeuw zijn technisch heel fascinerend en de symboliek erin vind ik interessant. Bij bloemschilders denk ik aan Vincent van Gogh, Piet Mondriaan, Chaïm Soutine, Édouard Manet, een impressionist als Claude Monet met zijn waterlelies, een expressionist als Emil Nolde, maar ook aan hedendaagse schilders als Marc Mulders en Reinoud van Vught. Al deze kunstenaars hebben in hun schilderijen de essentie van de bloem gevonden en getroffen. Soms vraag ik me af: hoe weinig heb je eigenlijk nodig om een bloem weer te geven? Henri Fantin-Latour heeft een bloemstilleven geschilderd waarin hij bijna niks uitwerkt, waardoor het juist realistischer is geworden. Dat vind ik ontzettend knap.
Ik bestudeer dus schilders uit alle tijden, maar haal ook veel inspiratie uit werk van collegae die in andere media werken, bijvoorbeeld film of installatie. En ik ga te rade bij oude meesters in musea; dan zoek ik antwoorden op mijn vragen in hun schilderijen. Zo heb ik me ook in bloemstillevens verdiept.’
Hoe ga je te werk?
Ik heb altijd een notitieblokje en een camera bij me. Vaak maak ik tijdens een roadtrip vanuit de auto ruwe schetsen en foto’s. Van daaruit maak ik een compositie. Vervolgens zet ik met houtskool het schilderij in basislijnen op en bepaal ik de horizon. Mijn manier van werken bestaat uit het opbouwen en afbreken van het beeld. Het houtskool voor de eerste compositie haal ik er met een stuk papier af, waardoor er een bruine tekening resteert. Vervolgens bouw ik met citrusterpentijn de basis in olieverf op – olieverf heeft een enorme kleurenrijkdom en je werk krijgt er een speciale huid en driedimensionaliteit door. Ik begin heel aquarelachtig, heel dun. Tijdens dit proces kantel ik het doek vaak in verschillende richtingen. Vanwege de druipers krijg je de suggestie van verf. Het is een snel, intuïtief en expressief proces. Omdat ik nat-in-nat werk, gaan de eerder geschilderde delen meewerken in de volgende lagen. Ik werk overigens altijd met handschoenen aan en een masker op.’
Waar komt jouw voorkeur voor het pasteuze vandaan?
Ik heb er zelf nooit zo bij stilgestaan dat ik “pasteus” schilderde. Op de kunstacademie vroegen ze zich af of het misschien onmacht was. Maar dit is – en was toen al – mijn handschrift. Sommige van mijn doeken blijven heel dun, sommige hebben het juist nodig om heel pasteus opgebouwd te worden. Dat beslis ik niet van tevoren, het ontstaat gewoon. Het hangt ervan af wat een doek nodig heeft.’
Wanneer is een werk klaar?
Een werk is klaar als ik dezelfde sensatie ervaar als toen ik in het landschap stond. Een sensatie die zo overweldigend was dat ik deze wilde schilderen. Hetzelfde geldt voor mijn verdroogde bloemen. Als ik in mijn schilderij opnieuw het moment beleef waarom ik deze bloemen moest en zou schilderen, dan is het af.’
Hoe kom je tot het kleurgebruik in je werk?
Ik werk in tonaliteit, in een bepaalde kleursfeer. Zalmroze is typerend geworden voor mijn werk. Dat geldt ook voor de werken waarin ik alle kleuren vereenvoudig tot zwart-wit (zie afb. 2). Die abstrahering geeft veel vrijheid. Wit kan licht zijn, maar ook water, of sneeuw. De interpretatie is natuurlijk ook nog eens afhankelijk van het referentiekader van de beschouwer.
De laatste jaren ben ik meer kleurcombinaties gaan gebruiken, zoals groen-roze in mijn “Nymphéas”-serie (zie afb. 4). Ik ben een paar keer in Giverny geweest waar Claude Monet zijn waterlelie-schilderijen heeft gemaakt. Vanwege de continue vernieuwing die Monet in deze serie aanbracht, heb ik mij eerder niet durven wagen aan het schilderen van waterlelies. Tot het moment dat ik ze in de buurt van mijn atelier zag. Ik ben toen direct alleen waterlelies gaan schilderen, ook al was ik met ander werk bezig. Op zo’n moment overstijgt de noodzaak om te schilderen de ratio.’
In september en oktober 2017 heb je zes weken gewerkt in het Vincent van GoghHuis in Zundert. Aansluitend had je er in november je solo-expositie ‘Het Licht & Het Duister’. Hoe verging het je daar?
Het Vincent van GoghHuis is een geweldige plek om te mogen werken. Als welkomstgebaar had iemand in de keuken een heel mooi bosje bloemen gezet, geplukt uit de tuin. De bloemen vond ik prachtig. Ik liet ze verdrogen, en schilderde en fotografeerde ze. Met dit werk bouwde ik voort op een installatie die ik tijdens een andere artist-in-residency heb gemaakt in Portugal, met eveneens een toevallig neergezet bosje bloemen als uitgangspunt. Toen heb ik er foto’s van gemaakt als een soort eerbetoon. Drie foto’s uit deze serie heb ik in deze installatie in een expositieruimte voor het raam gezet. Daarnaast stond tegen de muur, op een mooi sokkeltje, het bosje bloemen nog in het originele bierglas waarin het was geplaatst. Daarboven hing een zwart-wit olieverfschilderij van datzelfde bosje bloemen. Deze installatie heet Dessecado (“verdroogd”) en gaat over het bijna niet los kunnen laten van iets moois (zie afb. 3).
Een tweede ervaring met bloemen betreft de twee zonnebloemen in het gastatelier van het Vincent van GoghHuis. Enkele weken daarvoor reisde ik vanuit Portugal naar Nederland, en in Zuid-Frankrijk kwam ik een prachtig veld tegen met uitgebloeide zonnebloemen. Daar stonden heel kleine zwarte zonnebloemen tussen die ik ben gaan fotograferen – drie van deze foto’s heb ik uitvergroot en tijdens “Het Licht & Het Duister” geëxposeerd. Ik sneed de zwarte zonnebloemen af en legde ze in de auto in mijn schilderrekken. Deze zonnebloemen waren het eerste wat ik in het gastatelier van het Vincent van GoghHuis heb neergelegd. Tijdens mijn werkperiode dacht ik steeds: wat ga ik ermee doen? Ten tijde van de eindpresentatie wist ik dat nog steeds niet. Tijdens het inrichten ervan met Ron Dirven, de directeurconservator van het Vincent van GoghHuis, voelde ik dat deze twee zonnebloemen mijn hele werkperiode daar meegemaakt hebben, en dat ze onderdeel zouden moeten zijn van de expositie. Dus heb ik ze neergelegd op een sokkel, precies zoals ze in het gastatelier vanaf de eerste dag lagen (zie afb. 5).’
Florence Husen is beeldend kunstenaar, docent Kleur bij SintLucas in Boxtel en extern assessor voor de Academie voor Beeldende Vorming in Tilburg.
Websites:
www.ingridsimons.com
www.dutchculture.nl
www.transartists.org
 
 
***
 
“Schilderijen in Den Haag”
(o.a. “Painting Now”, Livingstone Gallery, 2017)
Villa La Repubblica
Door Albertus Pieters
“…Zo is Ingrid Simons bezig met het landschap, op het eerste gezicht in de meest romantische zin van het woord: met kolkende luchten en onbetrouwbare dreven door donkere bossen. Haar werk is in feite zowel abstract als illusionistisch. Ze doet geen enkele moeite te ontkennen dat haar werk uit puur verf bestaat. Dat is onderdeel van haar werk. Een schilderij als Come what may III (2017) is in de eerste plaats verf. Voor het oog vormt die verf zich tot een voorstelling die herinnert aan de grootsheid van de natuur en de onberekenbare invloed die zij op je leven en je geestesgesteldheid kan hebben. In Simons’ manier van werken zitten elementen van het neo-expressionisme uit het eind van de vorige eeuw in de verfbehandeling en in het belang van het onderwerp van het schilderij. Maar het grijpt ook verder terug, naar het trachten weer te geven van het sublieme in de 19de eeuw.  Juist in haar kleinere werken, als in Frozen Lake, waarin zij letterlijk minder ruimte voor de ruimte heeft, valt de abstrahering op waartoe haar manier van werken uitnodigt en die op die manier een groter beroep doet op het voorstellingsvermogen van de beschouwer.”…
…“De schilderkunst van Simons, Van Erp en Rausch zou je technisch en qua beelding retrospectief kunnen noemen, zoals zij refereert aan beproefde technieken of aan beelden die je bekend voorkomen uit de cultuurgeschiedenis van Europa. Niettemin is hun werk ontegenzeggelijk van onze tijd. Het is geen werk dat getuigt van revolutionaire gedachten. Het is eerder werk dat getuigt van de huidige situatie in de wereld zoals die door de schilders ervaren wordt. Alle drie hebben de wereld en dat wat hen daarin bezighoudt, hetzij de natuur, hetzij de cultuur, hetzij een combinatie daarvan, verinnerlijkt en gematerialiseerd tot schilderijen.”
 
 
 
 
***
 
 
 
Van Gogh AiR
‘Het is niet in veel verf gebruiken gelegen dat men goed schildert – maar om een grond goed krachtig te maken – om een lucht blank te krijgen moet men soms niet op een tube zien. Soms brengt ’t motief mee dat men dun schildert/ soms geeft de stof/ de natuur der dingen van zelf aan dat zij geëmpateerd moeten worden.’
[Vincent aan Theo van Gogh, 3 september 1882]
“Zundert in warme kleuren”
door Ron Dirven
Het lag voor de hand dat Ingrid Simons tijdens haar residentie in het gastatelier van het Van GoghHuis in september/oktober 2017 op zoek ging naar het landschap van Van Gogh. Beide kunstenaars hebben immers een sterke verwantschap met de natuur.
Vincent groeide op in een omgeving van uitgestrekte gebieden met bossen en heide. Hij ging vaak wandelen op de Pannenhoef, in De Moeren en op de Oude Buisse Heide. Dit heeft een blijvende indruk op hem achtergelaten. Later schrijft hij aan zijn moeder over landschappen uit de Provence, ‘als ware ze b.v. in Zundert of Calmpthout geschilderd’.
Nu is de natuur rondom Zundert nog altijd even prachtig als in Van Goghs tijd. Vanzelfsprekend koos Ingrid Simons ervoor om hier de motieven te zoeken voor de schilderijen die zij in het gastatelier van het Van GoghHuis voltooide. Zoals het prachtige doek van het Jaan Dikke Ven op de Oude Buisse Heide, omgeven door bossen, met een dreigende wolkenlucht erboven.
Waar zij motieven en inspiratie ontleende aan Van Gogh, trok ze de uitvoering naar zich toe door haar eigen palet van kleuren en pasteuze wijze van verfopbrengst te hanteren. Zo gebruikt ze een typerende kleur die een mengeling is van oranje, crème en roze in de luchten en in het water. De warme gloed van deze kleur geeft een uitermate zonnig effect, hetgeen nog wordt versterkt door het contrast met de grijze wolken. Daarbij geeft ze het donkere, bijna gitzwarte, landschap accenten van fris groen in de bossages, waardoor het geheel een zuidelijke sfeer krijgt. Alsof haar landschappen niet in Brabant, maar bijvoorbeeld in Portugal geschilderd zijn.
De warmte in haar doeken stralen een temperament uit die Van Gogh (ver weg) in het zuiden ging zoeken. Zij brengt die naar het grauwe Brabant. De zon schijnt bij haar dichterbij.
Keerzijde van Simons’ zonnige landschappen zijn de nocturnes met scherp contrasterende zwarten en witten, afgewisseld met een helder en intens blauw. Daar waar Van Gogh in zijn nachttaferelen kiest voor diep ultramarijn, verkiest zij het veel lichtere kobalt blauw. Alsof de volle maan schijnt in een zwoele zomernacht. Haar kleurenpalet straalt zelfs in donkere tinten warmte en optimisme uit.
Dan is er nog het impasto. Ook hierin is Van Gogh een inspirator. Hij kneep soms de verf rechtstreeks uit de tube op het doek. Maar Simons gaat verder. De klodders gaan er soms zo dik op dat er volledige reliëfs ontstaan, vaak zelfs met druipers. Deze versterken de plasticiteit en expressiviteit. Je voelt de begroeiingen en ervaart de diepte in haar landschappen. De zo ogenschijnlijk bedaarde natuur in Van Goghs geboortestreek is op haar doeken getransformeerd in een spannende en temperamentvolle wereld. Daarmee heeft ze de aantrekkingskracht van het Zunderts landschap vergroot.
 
Ingrid Simons heeft het panoramisch schilderij van het Jaan Dikke Ven op de Oude Buisse Heide geschonken aan de collectie van het Van GoghHuis. Daardoor blijft zij voor altijd aan Zundert verbonden. Ook door deze publicatie, die mede door ‘crowdfunding’ onder liefhebbers van haar werk tot stand is gekomen. Ze kiest daarin om niet slechts de eindresultaten van haar residentie te tonen, maar ook het proces. De voorbereidende studies, foto’s en atelieropnamen maken dit tot een soort dagboek van haar tijd in Zundert. Zo kunnen we nog sterker meeleven met de kunstenaar. Min of meer zoals we Van Goghs werk beter leren begrijpen vanwege zijn uitgebreide brieven waarin hij zijn overpeinzingen en worstelingen neerschreef.
Dankzij deze publicatie echoot Simons verblijf in Zundert na. Concreet ook door de litho en zeefdruk die ze later uit herinnering heeft vervaardigd. Samen zijn ze het tastbare bewijs dat, om in Vincents woorden te spreken, Zundert niet uit haar hart zal verdwijnen. Dat is precies wat we met ons residentieprogramma beogen. Dat Van Goghs Zundert de kunst van de toekomst blijvend inspireert. 
 
Ron Dirven,
directeur-conservator Vincent van GoghHuis

30-10-2018
 
 
 
***
 
 

“Land, licht, lucht en water” (2015 & 2016)
Museum van Bommel van Dam, Venlo
Door Rick Vercauteren
.”…Van Ingrid Simons (1976) kocht Museum van Bommel van Dam in 2009 “Silentio Noctis VI”.  Ze schildert ruig, “ondersteboven”, maakt allerlei tegengestelde bewegingen. De druptechniek zorgt voor spanning, energie. Het diepe zwart doet aan Armando herinneren.
De twee okerkleurige werken rechts zijn bruiklenen, tonaal, bijna monochroom, zoals het gortdroge Portugese landschap er in de zomer kan bijliggen. “Portugese Suite, Into Another Landscape” is een keuze uit honderd stuks. Ze zijn fictie, geen realiteit, een experiment, doen aan Bert Loerakker denken. Als je in het midden gaat staan, zie je hoe ze verlopen van concreet, naar etherisch. kleine werken met een grote zeggingskracht, echo’s van de werken van Jan van Duijnhoven”
Extract van de zaal tekst bij de groepsexpositie “Land, licht, lucht en water”
 
 
 
 
“Dansen in ’t wild” (2013)
Door Jos Wilbrink 
 Wie de persoon van Ingrid Simons wil beschrijven noemt onmiddellijk haar spontane en ongeremde nieuwsgierigheid naar alles wat er om haar heen gebeurt of aanwezig is. Haar optimistische kijk op het leven en haar aangeboren belangstelling voor onbekende werelden en vreemde culturen vormen een vruchtbare twee-eenheid om tot grote artistieke daden te komen. Voeg daar de extra kwaliteit van een doelgerichte ondenemersmentaliteit aan toe, een eigenschap die voor kunstenaars in dit tijdsgewricht van doorslaggevend belang is, en het beeld van haar is compleet.
Ik heb het voorrecht gehad de ontwikkelingen in het werk van Ingrid te kunnen volgen vanaf het moment dat zij de Akademie voor Beeldende Kunsten in ‘s-Hertogenbosch achter zich liet en een begin maakte met de beroepspraktijk van vrij beeldend kunstenaar. Kort voor de eeuwwisseling.
Opmerkelijk was dat zij van meet af aan een uiterste inspanning heeft gedaan om die beroepspraktijk op een professionele manier vorm te geven. Door zich deskundig te laten informeren en extra kennis op te doen in de zakelijke vaardigheden die bij dit mooie beroep onontbeerlijk zijn.
Opvallender nog waren de schilderkunstige kwaliteiten waarover zij, zo kort na de opleiding al, beschikte. Ingrid schildert in die eerste jaren met een beperkt kleurenpalet, de omgeving waarin zij zich bevindt. Eerst eenvoudige interieurs later ook buitensituaties. Huiselijke situaties waar een stoel met een rustend kledingstuk de hoofdrol spelen maar zonder de mensen die daar bij horen.
Momentopnames, dicht op de werkelijkheid. Later verlaat ze de beslotenheid van de ruimtes en gaat ze meer naar buiten, zoekt stedelijke omgevingen en natuurlijke, bosrijke locaties. Soms met daarin wel een mensfiguur. Verstilde situaties die met een grote trefzekerheid en grove penseelvoering op het doek worden verbeeld. Geen imitaties maar impressies van de werkelijkheid. Directe duidingen die een belevingsmoment of een sfeergevoel willen vasthouden. Wat opvalt is dat zij altijd dicht bij haar onderwerp blijft zowel letterlijk in afstand als figuurlijk in materialisatie en expressie. Met het grootste gemak schildert zij wat haar op dat moment boeit, altijd in dat herkenbare handschrift, met vlotte verftoetsen en met die contrasterende kleurstelling van zwarten en roze.
Nadat zij in die eerste jaren de vaderlandse kunstwereld heeft onderzocht en haar plek hierin gevonden heeft, neemt het verlangen toe het letterlijk wat verderop te zoeken. Eerst dichtbij in Belgie en Duitsland, later steeds zuidelijker. Met een verblijf in Mas de Charrou claimt zij definitief het landschap als partner in haar huwelijk met de kunst. Het landschappelijke karakter van de bosrijke streek in Zuid-Frankrijk blijkt een openbaring die zich direct uit in haar werk. Zij ontdekt de weidsheid van het groen en annexeert de natuur tot zover die zichtbaar en voelbaar is. De horizon bepaalt voor het eerst haar werkveld. Een ervaring die tijdens haar eerste verblijf in de kunstresidentie OBRAS in het Portugese Evoramonte, pas echt tot volle wasdom komt.
Onder de beschermende vleugels van de OBRAS Foundation, een internationaal en interdisciplinair kunstenaarsoord waarvan mijn gepassioneerde vrienden Carolien van der Laan en Ludger van der Eerden de initiatiefnemers zijn, kon zij die ontwikkeling tot volle bloei brengen. Inmiddels is Ingrid er drie maal geweest hetgeen geleid heeft tot grote veranderingen in haar werk.
Al eeuwen lang trekken kunstenaars naar verre oorden om zich te laten inspireren door vreemde culturen en exotische landschappen. Het biedt hen de ruimte om de geest de vrije loop te laten en zich over te geven aan een onvoorspelbare krachtmeting met het nieuwe land.
Ingrid zet die lange traditie voort, onder haar eigen voorwaarden. Haar impressionistische manier van werken toont soms het gezag voor de overweldigende indrukken van lucht, land en licht en dan weer de aangename lichtheid van een goed gesprek. Beelden zonder boodschap, het is wat het is.
Het interieur is volledig uit haar werk verdwenen en heeft plaats gemaakt voor de veelvormige rijkdom van de natuur in al haar varianten. Details komen steeds meer op de achtergrond en met de introductie van nieuwe kleuren drukt zij de verschijningsvorm van de omgeving krachtiger uit. De ‘blauwen’ en in het bijzonder het groenblauwe viridian versterken de vriendelijke weidsheid van de ruimte en accentueert de ongerepte en kleurrijke vegetatie. Als zij de verzengende hitte van het Portugese klimaat vast wil leggen wordt het beeld transparanter en minder zwaar. Het werk krijgt een bijna mystieke lading die je ook in andere gradaties vaker in haar werk aantreft. Zoals in het doek met een solitair gelegen kapelletje in de heuvels rondom de Herdade da Marmeleira, of in het romantische zeegezicht bij de Algarve met een eenzame vuurtoren als laatste teken voor het begin van het einde. De titels bij haar werk geven direct weer waar haar aandacht zich op richt : de nacht, de stilte, het licht…
Hoe geleidelijk de ontwikkeling in het schilderen zich voltrekt, zo plotseling treedt de keramiek binnen het werkveld van de kunstenaar. Het lijkt erop dat de herhaalde terugkeer naar het nieuwe land, de vertrouwdheid met de mensen die zij daar leert kennen, aanleiding geven tot het verder verleggen van haar artistieke grenzen. Ingrid experimenteert volop met het beschilderen van handgemaakte azulejos waarin zij de Portugese tradities mengt met de kwaliteiten van het Delfts Blauw. De schilderachtige tekeningen in blauw en soms ook zwart getuigen van een open houding ten aanzien van zowel het onderwerp als de streek waar zij te gast is. Verrassend zijn de open plekken in de schildering die de directheid van werken accentueren en het beeld op een speelse manier sprankelend maken.
In Redondo ontmoet zij de keramist Mestre Xico die haar de kneepjes van het vak bijbrengt en haar inwijdt in het samenstellen en toepassen van de typische Portugese pigmenten. Tijdens haar laatste bezoek ontdekt ze ook de bijzondere mogelijkheden van de vaasvormen die de Portugese cultuur haar aanreikt : een eerste oefening in de toepassing van driedimensionale mogelijkheden.
Typerend voor Ingrid is dat zij zeer gevoelig is in haar contacten en in alles een aanleiding vindt om er iets extra’s mee te doen. Zij weet van alles wat op haar pad komt de ziel bloot te leggen en die toegankelijk te maken voor anderen. Daarin vallen haar passie en haar missie samen.
Ingrid neemt veel van de omgeving maar geeft ook veel terug. OBRAS heeft haar binnengeleid in een nieuwe fase van haar kunstenaarschap en de Portugese cultuur is verrijkt met de vele indrukwekkende resultaten van haar verblijf. Samen met Carolien en Ludger stelde ze daar twee maal een indrukwekkende tentoonstelling van samen en op een vanzelfsprekende wijze hield ze presentaties voor het internationale gezelschap van kunstenaars dat doorgaans bij OBRAS te gast is. Zij representeert als geen ander het welslagen van de ideele doelstelling die beide initiatiefnemers voor ogen staat.
Al met al kunnen we concluderen dat OBRAS voor Ingrid geen toeristisch oord is maar een veilige basis van waaruit zij als een veldheer de nieuwe wereld stukje bij beetje verovert. Op zoek naar waardevolle momenten waar vraag en aanbod bij elkaar komen en ijkpunten worden in haar artistieke plan. Waar de voortdurende behoefte aan uitdagingen tot rust komt en waar de veroveraar en de haar omringende wereld de vrede tekenen. Als kunst ooit zin heeft dan ligt de betekenis besloten in dat streven om een pact te sluiten met wat de schepping heeft voortgebracht.
Ingrid bewijst dat, keer op keer. Dansend in’t wild.
 
Jos Wilbrink
Voorzitter OBRAS Foundation
uit “So os caminhos eram meus, Ingrid Simons”
 
 
***
 
 
 
“Steeds terug naar de bossen van toen” (2014)
door Anneke van Wolfswinkel, Eindhovens Dagblad
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
“Eenwording met het landschap” (2013)
door Thijs Lenssen in De Limburger
Please click here
 
 
 
 
 
“Het landschap van de ziel” (2011)
Excellent
door Bart Assies
Ingrid Simons maakte furore met schilderijen van interieurs, maar de laatste tijd schildert ze vooral boslandschappen. De Leenderheide en de bossen in Portugal dienen als inspiratie, maar uiteindelijk neemt de verbeelding de overhand…
Wie Ingrid Simons googlet, komt al gauw uit bij de zangeres van de tune van Goede Tijden, Slechte Tijden, geboren in Paramaribo. ‘Onze’ Ingrid Simons (1976) lacht hartelijk om het misverstand. “Nee, ik zing niet, en ik ben ook niet geboren in Paramaribo. Ik schilder en ik kom uit Valkenswaard.” Ze vertelt hoe ze opgroeide in Eindhoven en Valkenswaard, hoe ze studeerde aan de kunstacademie in ’s-Hertogenbosch, en hoe ze uiteindelijk weer neerstreek in Valkenswaard, waar ze haar atelier heeft in Cultuurcentrum Carolus. “Dat was echt toeva
 
l, hoor. Maar dit is wel een geweldige plek. Ik heb er echt mazzel mee gehad.”
Grenzen
Haar atelier is op de eerste verdieping. De ruimte staat vol grote doeken, veelal landschappen in contrastrijke kleuren. “Mijn schilderijen gaan over dingen die je niet kunt zien. Ik wil dat de toeschouwer door de beelden geïntrigeerd wordt, dat mensen bij wijze van spreken het schilderij ingezogen worden. Vlak na mijn studie schilderde ik vooral interieurs. Bijvoorbeeld een tafel met een paar voeten erop, maar je zag de persoon van wie die voeten waren niet. Of ik liet ergens een deur open staan. Er was altijd wel iets dat de verbeelding prikkelde, dat er voor zorgde dat er iets gesuggereerd werd wat je niet kon zien.” Simons wijdt uit over begrippen als ‘het moment’ en  ‘tijdloosheid’, en de spanning daartussen, en hoe zich dat verhoudt tot schilderkunst. Ze noemt het ‘de strijd tussen verf en beeld’. “Ik zoek de uitersten op. Hoe ver kun je gaan met het abstraheren van je onderwerpen? Wanneer is een schilderij een voorstelling en wanneer houdt het op een voorstelling te zijn en gaat het bij wijze van spreken alleen maar over verf?” Haar queeste naar de uiterste grenzen van de voorstelling brachten haar uiteindelijk bij het landschap. “Om dat genre was ik altijd met een grote boog heengelopen. Waarom? Ik weet het eigenlijk niet, maar ik was altijd bezig met onderwerpen die dicht bij mij stonden. Landschappen zaten daar eenvoudigweg niet bij. Maar ineens werd ik door het onderwerp gegrepen, het biedt heel veel ruimte voor experimenten. Een schilderij met een duidelijke horizontaal over de hele breedte wordt al snel geïnterpreteerd als een landschap. Je kunt dus heel ver gaan met abstracties, en toch blijven het landschappen.”
Licht
Opvallend zijn de scherpe contrasten in de schilderijen van Simons. Als bij een overbelichte foto schitteren de lichte partijen je tegemoet, terwijl de donkere gedeelten zich in bijna zwarte duisternis hullen. Vaak zijn het bospaden met licht aan het einde. Metaforisch bedoeld? Simons praat er snel overheen: “Ik hou ervan om te zien hoe het licht de bladeren op de overgang van donker naar licht als het ware wegvreet.” En dan vertelt ze over haar reizen naar Portugal. “Ik was in 2009 voor een werkperiode in Frankrijk. Het jaar daarop ben ik doorgereden naar Portgal. Ik had daar een residency in Evoramonte. In Portugal heb je zulk prachtig licht, heel anders dan in Nederland. Ik raakte meteen verliefd op het land, op de felle kleuren, zoals blauw en groen, en de contrasten. Nu ga ik er regelmatig heen. Het is lekker om hier alles achter me te laten – ik stap gewoon in m’n autootje, en na 23 uur rijden ben ik er.” Ze maakte ter plekke schilderijen. “Vaak waren ze nog zeiknat, en dan moest ik ze alweer inladen, want dan ging ik verder.” Simons exposeert regelmatig in Portugal: in 2010 had een solotentoonstelling in Évora met 35 schilderijen en litho’s, en in 2012 heeft ze er weer een grote solopresentatie. “De mensen zijn er fantastisch. De budgetten zijn weliswaar klein, maar ze doen echt alles voor je.” Ten tijde van haar tentoonstelling hadden alle gemeenteambtenaren in Évora een schilderij van haar als bureaublad op hun computer geïnstalleerd.
Tegels
Sinds haar kennismaking met Portugal zijn haar schilderijen onmiskenbaar contrastrijker geworden, ook de schilderijen van de Leenderheide. “Ik ga onderhand heel vrij om met de input. Het gaat om landschappen, en ik word natuurlijk geïnspireerd door wat ik zie, maar het worden steeds meer landschappen van de ziel – geen weergaves van een specifieke plek.” En vervolgens gaat het over experimenten met andere technieken. Litho, zeefdruk, fotografie… “In Portugal zie je overal de azulejos, de blauwe tegels met hun wat crème achtergrond. Hierdoor geïnspireerd heb ik tijdens mijn laatste residency drie grote speciaal voor mij gemaakte, tegels beschilderd in deze techniek. Ze zien er prachtig uit, en ze zullen ook te zien zijn op de komende tentoonstellingen, niet alleen in Portugal, maar ook hier in Nederland en in Duitsland en Frankrijk.”
 
 
 
Sonho de uma noîte de verão (Droom van een zomeravond, 2011)
Ingrid Simons                
Vorig jaar werd ik verliefd op Portugal, dit jaar bleek het een blijvende liefde te zijn.
Vorig jaar werd ik uitgenodigd voor een werkperiode in Portugal, waar ik nog nooit geweest was.
Ik vond in Portugal het typerende, prachtige, sterke licht ; hetzelfde licht, dat ik normaal zou overdrijven in mijn schilderijen om het gewenste resultaat te krijgen. Ook vond ik de lange, zwarte schaduwen, die ik al in mijn schilderijen gebruikte, maar hier zag ik ze ‘in het echt’.
Geïnspireerd door de rivier ‘Ribeiro São Brás’, die hier stroomt, begon een nieuwe richting in mijn werk. Ik maakte hier voor het eerst schilderijen in enkel groen en blauw. Vanwege de directe verwijzing van het groen naar het landschap (gras, bomen) en de referentie van het blauw naar de rivier (water), kon ik dit onderwerp op een vrije, abstracte manier vertalen. In mijn werk heb ik altijd de ‘grenzen’ tussen beeld en verf onderzocht, maar met deze schilderijen ben ik echt op zoek naar ‘de mooiste bloemen die aan de rand van de afgrond groeien’.
Bij Fundaçao OBRAS vond ik een plek met de voor mij perfecte voorwaarden om optimaal te kunnen werken. Het is echt fantastisch om gehele dagen op atelier door te brengen, te schilderen.
Het wandelen door dit mooie landschap, het maken van foto’s en geïnspireerd raken door deze landschappen met de mogelijkheid direct daarna in het atelier alle indrukken om te zetten en vast te leggen in verf. Het is voor mij van groot belang om een maand me volledig op mijn werk te kunnen concentreren, de processen worden hierdoor versneld en verdiept.
Ik moet ook vermelden dat ik deze beide jaren alleen (in gezelschap van mijn schilderijen) naar Portugal ben gereden. Vorig jaar heb ik zowel de schilderijen voor de solo expositie ‘A luz de lua’ in Ēvora, als ook alle doeken voor de werkperiode vervoerd , die allen horizontaal vervoerd moesten worden, in verband met de pasteuze, en traag drogende olieverf. Dit jaar heb ik ‘slechts’ de doeken vervoerd, waaraan ik wil gaan werken tijdens deze werkperiode.
Het is een lange reis met de auto, maar voor mij voelt het ook als een soort van pelgrimstocht.
Ik ben hierdoor gegroeid als persoon, en als beeldend kunstenaar. Tijdens zo’n lange reis maak je je hoofd leeg, het zet je aan het denken over je ervaringen, je inspiraties, je werk, en tijdens de reis zijn er ook zoveel mooie dingen te zien.
De volledige verandering van omgeving, van de typerende vlaktes van Nederland, naar de stedelijke gebieden rond Parijs, en na het passeren van Orléans het platteland met de uitgestrekte velden, tot de heuvels in de buurt van Biarritz, en zijn rotsachtige, winderige kust, naar de bergen in de buurt van San Sebastiàn, naar de weidse landschappen in de zuidelijkere gebieden van Spanje, en de enorme, witte, bijna sprookjesachtige keien, als je Portugal binnen rijdt.
Vorig jaar toen ik terug reed naar Nederland, had ik een sterk gevoel dat ik terug moest keren, ik had  het gevoel dat ik nog maar net begonnen was…
Ik beloofde mezelf, dat als ik, na een maand na terugkomst in Nederland, dit nog steeds zo sterk voelde, ik zou gaan proberen terug te keren. Ik dacht, dat de vlinders van de ‘liefde op het eerste gezicht’ met dit mooie land misschien nog zou verdwijnen.
Maar het verlangen om terug te keren werd alleen maar sterker, dus, zelfs binnen een maand, schreef ik een nieuw projectplan. En ik was zo blij, toen er een uitnodiging volgde om terug te keren.
Dus dit jaar kwam ik terug (2011), weer in maart en april. Dit is een prachtig seizoen, want als je aankomt, is het nog steeds een beetje koud, en daarna begint alles te groeien, het landschap wordt elke dag groener en groener. De eerste bladeren zijn van zo’n ongelooflijke intense kleur groen! Daarna beginnen de bloemen langzaamaan te bloeien en de weilanden kleuren geel met bloemen, de vogels zingen en het gras groeit kniehoog, en zelfs de temperatuur kan gedurende de dag al vrij hoog oplopen.
Het lijkt alsof je de natuur ziet ontwaken uit haar winterslaap.
Natuurlijk was ik benieuwd, toen ik naar Portugal reed, hoe het zou zijn om Portugal weer terug te zien. En ook hoe het zou zijn om weer op deze locatie te gaan werken. Zou ik nog steeds zo intens geïnspireerd worden, als de eerste keer?
Gelukkig bleek het een sterke, blijvende liefde.
Vanaf de dag dat ik de grens van Portugal overreed, was ik al overtuigd dat dit (wederom) een zeer belangrijke periode voor mijn werk, en ook voor mij persoonlijk zou worden.
Toen ik aankwam bij Fundaçao OBRAS, voelde het alsof ik thuiskwam.
Dit gold ook met betrekking tot het werk in mijn atelier : omdat ik deze ruimte reeds kende, wist ik hoe het licht in de studio binnenviel (belangrijk voor een schilder) en ik voelde me na zeer korte tijd weer helemaal thuis. Hierdoor gebruikte ik vanaf het eerste moment de complete oppervlakte van het atelier (in tegenstelling tot het eerste jaar).
De eerste week, dat ik bij Fundaçao OBRAS was, had ik het geluk, dat er twee lange wandelingen gepland stonden, zodat ik me volledig kon laten inspireren door de ontwakende natuur.
Slechts een paar dagen later, kon ik al beginnen met het maken van schetsen en met schilderen.
Ik heb gehele dagen en avonden schilderend in mijn Portugese atelier doorgebracht. Het is zo fijn je helemaal onder te dompelen in je werk, ik kon eindelijk mijn dagen vullen met schilderen, wandelen, fotograferen en het schrijven van teksten.
 
Schilderen
Na het verzamelen van inspiratie en foto’s gedurende de eerste week, gemaakt tijdens de wandelingen, ben ik begonnen met schetsen. Eigenlijk al binnen een paar dagen had ik schetsen gemaakt voor de drie grootste doeken die ik in mijn auto kon vervoeren  : 100 x 140 cm. Een zwart-wit schilderij, met een grote zwarte kurkeik, naast de rivier. Deze plek bereikten we na een lange wandeling ; een plaats in de rivier, waar, naar zeggen, otters leven. De rivier was gevuld met witte wateranemonen, die ik heel mooi vind ; alsof de rivier bedekt is met sneeuw.
Voor het andere schilderij maakte ik een schets vanuit mijn herinnering, van de rivier de Loire in Orléans in de avond. Het water was bijna zwart, maar de blauwe hemel reflecteerde nog steeds op de rivier. Ik reed, dus ik kon geen foto maken ; daarom is dit schilderij gebaseerd op een schets, die ik later die avond maakte.
Het derde grote schilderij is geïnspireerd door de Ribeiro São Brás, die dicht bij de residency stroomt. Ik begon het schilderij op te bouwen met enkel groen en blauw ; het werd een heel ander schilderij, dan de schilderijen, die ik vorig jaar naar aanleiding van deze rivier heb gemaakt. Om precies te zijn : nog vrijer en abstracter dan vorig jaar (dit geldt ook voor de kleine formaat doeken). Deze rivier is een mooi thema, omdat je eigenlijk enkel de fundamentele lijnen nodig hebt, om een verwijzing op te roepen naar een figuratieve afbeelding. Dat geeft mij als schilder veel vrijheid, maar het moeilijke aan al deze mogelijkheden is om daarin niet te verdwalen…
Tijdens de weken, dat ik hier werkte, kon ik zo veel tijd in mijn studio doorbrengen, dat ik de schilderijen, die ik hierboven reeds beschreven heb, kon schilderen, maar ik kon ook doorwerken aan mijn zwart-witte schilderijen, geïnspireerd door de bijna zwarte rivieren, met de witte wateranemonen, die in de rivier groeiden. Maar ook aan het schilderen van de donkere bossen, waar het sterke zonlicht in doordringt, en het licht zich een weg baant. Het licht abstraheert de bladeren, en vreet door de figuratieve vorm van de bladeren heen ; het laat een pad van licht verschijnen, dat je lijkt te verleiden de bospaden in te gaan, waarvan je niet weet, waar ze je heen zullen leiden.
Ik had hier ook de tijd om naar aanleiding van enkele van mijn ‘oudere’ thema’s te werken. Geïnspireerd door de kathedraal van Orléans heb ik een kathedraalinterieur geschilderd.
Ik heb tevens een klein ‘portret’ van de ‘Heilige Maagd Maria’ geschilderd, geïnspireerd door haar beeld, dat ik ontdekte in de kerk van Sare (F), dat zo ongelofelijk mooi was.
En na misschien wel tien jaar heb ik ook weer een zelfportret geschilderd.
Ik heb ook een paar schilderijen gemaakt zonder enige schetsfoto, enkel gebaseerd op een lijnschets. Enkel reagerend op wat er gebeurt tijdens het schilderen ; het landschap rijst op en ontstaat uit de verf.
Azulejos
Ik was en ben ook heel erg geïnspireerd en geïntrigeerd door de azulejos (de blauwe-witte tegels gemaakt volgens Portugese traditie). Overal waar ik geweest ben, heb ik deze azulejos bestudeerd (zoals in Lissabon, Sintra, Redondo, Estremoz).
Dan droomde ik over de mogelijkheid om deze misschien een keer zelf te mogen maken, als een eerbetoon aan deze Portugese traditie, en aan alles wat Portugal mij reeds gegeven heeft.
Met de hulp van Ludger, Carolien en Luis ontmoette ik een echte meester in de keramiek, genaamd ‘Mestre Xico’. Hij was zo vriendelijk om me te helpen. Ik wilde graag tegels maken, zo groot als mijn kleine schilderijen :  40 x 30 cm. ; drie exemplaren.
Wanneer je keramiek beschildert, zijn de kleuren van de verf waarmee je schildert totaal verschillend van de kleuren na het bakken. Bijvoorbeeld; de lila kleur, waarmee ik geschilderd heb, wordt na het bakken de donkerste, meest karakteristieke kleur blauw van de azulejos.
Ik was geïnspireerd door drie foto’s, die ik in Sintra gemaakt heb, in een van hun mooie parken.
In elke tegel is er een verschillend diagonaal spel ; in elke tegel abstraheert het licht de vormen van de hoge bomen, die, zonder het sterke licht, de paden bijna volledig zouden afsluiten. Het licht verleidt je om de bospaden in te gaan, waar, hoe dieper je het bos in gaat, het des te donkerder zal worden.
Ik maak ook gebruik van deze werkperiode, om me bezig te houden met fotografie als autonoom medium, en niet enkel als schetsen voor mijn schilderijen. Ik heb in Evora acht foto’s laten afdrukken, die ik hier in Portugal heb gemaakt.
Zeefdrukken
Op basis van foto’s van Portugal van vorig jaar, heb ik een serie van vier zeefdrukken gemaakt, twee zeefdrukken geïnspireerd door de Quinta da Regaleira in Sintra, een door de pure natuur van Sintra, en één door het park van het Gulbenkian in Lissabon. Deze zeefdrukken zijn opgebouwd met eerst een zwart/zilver kleur, tot een zeer lichte, zilveren kleur. De meeste zeefdrukken bestaan uit vier kleuren.
Deze prenten spelen met de perceptie en betekenis ; vlakken, die zowel plat als realistisch lijken, afhankelijk van de beweging van de beschouwer, wanneer deze langs de prenten loopt. De zilveren kleuren veranderen van  gesloten, platte oppervlakken naar  figuratieve, realistische vormen.
Ook dit jaar heb ik tijdens deze werkperiode foto’s van de Quinta geselecteerd, en van het park van het Palacio da Pena (deze bevinden zich beiden in Sintra) om te dienen als basis voor nieuwe zeefdrukken. In Nederland zal ik deze zeefdrukken gaan afdrukken, om deze serie verder aan te vullen.
Dit jaar (2011), maar ook vorig jaar, was mijn verblijf in Portugal erg belangrijk voor de ontwikkeling van mijn werk. Ik ontdekte blauw en groen als belangrijke kleuren voor mijn schilderijen, er ontstonden blauw-zwarte schilderijen, die ik voorheen nooit gemaakt had, en die ik zonder deze werkperiodes in Portugal waarschijnlijk ook niet gemaakt zou hebben.  Tevens de gelegenheid om de tijd te nemen om te experimenteren in mijn atelier en de mogelijkheid om mijn gehele dag in volle concentratie te wijden aan het schilderen, versnelt mijn ontwikkeling en verdiept mijn werk.
Ook door het maken van de azulejos (volgens de Portugese traditie), maar wel (met groot respect) vertaald naar mijn eigen beeldtaal en geschilderd met traditionele verf gebaseerd op de Portugese pigmenten, op deze speciaal, met de hand gemaakte, tegels, is een hele nieuwe richting binnen mijn werk ontstaan. Ik zou heel graag in de toekomst de mogelijkheid krijgen om mij meer en uitgebreider in deze techniek te kunnen verdiepen.
Het was, wederom, een fantastische ervaring. Ik heb hele lange dagen gewerkt, en het was zeer de moeite waard om een maand aaneengesloten te kunnen werken en nieuwe ideeën direct uit te kunnen werken ; dit is ontzettend waardevol.
En nog steeds…Ik heb nog steeds het gevoel, dat ik nog maar net begonnen ben me te laten inspireren door het mooie Portugal.
Ingrid Simons
Evoramonte, Portugal, April 2011
 
PS
Vanaf dat moment tot nu (2015) ben ik nu voor de zesde keer terug gekeerd naar het prachtige Alentejo en heb ik de mogelijkheid  gekregen om hier in het Museu Artesanato e o Design (MADE) in Ėvora, mijn vierde solo tentoonstelling “O azul do Alentejo sob o meu olhar” te laten zien, met enkel mijn keramische werken, die ik hier in Portugal gemaakt heb.
Op hetzelfde moment, presenteer ik een overzicht van schilderijen en zeefdrukken, die ik de laatste jaren hier in Alentejo gemaakt heb. De tentoonstelling genaamd “Raios de Luz” wordt gepresenteerd door het Museu Municipal Prof. Joaquim Vermelho in Estremoz.
 
 
 
 
 
“Ingrid Simons op zoek naar de grenzen” (2011)
Dagblad de Limburger
door Michelle Bosma
 
Museum van Bommel van Dam in Venlo bestaat veer­tig jaar. Het museum laat de komende weken zestien kunstenaars live op zaal een dialoog aangaan met het publiek. Deze week afleve­ring vijf: Ingrid Simons.
Bij binnenkomst in haar atelier is het uitkijken geblazen. Ingrid Simons (Eindhoven, 1976) is net terug uit Zuid-Frankrijk en haar kersverse schilderwerk ligt verspreid op de vloer, nog nat van de verf. Van dikke klodders verf.
Ingrid Simons werkt het liefst met zwaar geschut. “Ik zet flink aan met olieverf, en dat heeft wel een paar maanden nodig om te drogen. Als ik de linnen doeken staand neerzet, zakt de verf naar beneden.” Hoewel haar werkplaats in Valkenswaard niet veel ruimte biedt, vertikt ze het om te verkassen. ‘Het is hier vertrouwd; de lichtinval, het uitzicht.”
In haar veilige basis kan ze zich volledig afsluiten; met black metal-muziek aan werkt ze het liefst aan één stuk door. Simons verdiept zich volledig in haar werk. “Mijn werk figureert als een dagboek.”
In de nacht, als alles stil en donker is, werkt zij op haar best. Vroeger liep Simons al graag ’s avonds buiten rond, kijkend naar de volle maan. Haar fascinatie voor zwart en natuur vormt nu de kern van haar werk. Haar schilderijen roepen stilte, verval, surrealisme, verstikking en verlangen op.
Sfeer is voor Simons heel belangrijk. Ze heeft maar een paar punten nodig om dit duidelijk te maken. Met lichtschouwspel, en als basis een bospad dat ze als schets met fotocamera vastlegt. “Mijn foto’s werken als geheugensteuntje.” Daarna laat ze haar fantasie de vrije loop, graaft ze in herinneringen en zoekt ze graag de grenzen op; loslaten is iets wat eng is, maar wel noodzakelijk voor het evenwicht tussen realisme en abstractie. Dat houdt Ingrid Simons al tijdens haar opleiding (1995-1999) aan de Academie voor Kunst en Vormgeving Den Bosch bezig. Met haar afstudeerscriptie ‘De mooiste bloemen groeien aan de rand van de afgrond’ is ze altijd zoekende naar dit evenwicht. Soms voegt ze voorzichtig wat kleur toe, maar dan worden haar schilderijen weer abstract.
Minder kleur is juist meer kleur, volgens Simons, zo ontstaat er een verdieping van de betekenis van har schilderijen; het bospad is volgens Simons belangrijk. Onbewust gekoppeld aan het pad van onderweg; de zoektocht en uitdaging van haar werk.
Soms ontvlucht Simons haar verplichtingen in Nederlanden gaat ze naar het buitenland; Zuid-Frankrijk, maar Portugal trekt haar het meest. “Ik intensiveer daar wat ik in Nederland schilder. De cultuur, de manier waarop de mensen elkaar benaderen, het rauwe, de natuur. Maar vooral de passie.”
Iets wat bij Simons van haar werk spat.
Ze exposeerde eerder in Museum van Bommel van Dam. Volgende week keert ze er terug en gaat ze live aan de slag. Dat vindt ze toch wel eng: werken met zo veel mensen om haar heen. Maar zo’n kans als deze is volgens Simons uniek. De uitdaging met zichzelf zal de kunstenares altijd aangaan.
Ingrid Simons werkt live in het museum van donderdag 20 tot en met zondag 23 oktober.
 
 
“Niet de verf zelf, schilderijen van Ingrid Simons” (2010)
door Alex de Vries
Openingswoord door Alex de Vries ter gelegenheid van de presentatie van de uitgave ‘Shadows Shift’, bij de gelijknamige solo expositie bij Jan van Hoof Galerie, ‘s-Hertogenbosch.
 
De schilderijen van Ingrid Simons zijn verschijningen en geen afbeeldingen. Er is niets nageschilderd. Er is iets ervaren wat zich voordoet tussen het oog en het landschap en dat is geschilderd. De verf op het doek drukt niet uit wat de kunstenaar heeft gezien. Het gaat niet over waarneming, maar over wat Ingrid Simons gewaar wordt. Dat is voor haar de gewoonste zaak van de wereld. Er is niets hoogdravends aan. Ze geeft weer wat ze ondergaat. De spanning die het geschilderde beeld oproept heeft te maken met een verwachting die wordt gewekt over iets wat buiten het schilderij ligt. Het gaat aan de verf vooraf, of wordt door de verf veroorzaakt, maar het is niet de verf zelf. In het schilderij van Ingrid Simons kijken we met haar mee naar iets wat er niet is. We hebben er alleen een idee van dat zij zodanig oproept dat we vermoeden dat het overeenkomt met wat zij ons laat zien.
Je kunt je wel voorstellen waar je de oorsprong van de schilderijen van Ingrid Simons moet situeren, maar ze bewegen er vandaan. De plek waar het schilderij zich heeft aangediend, is door de kunstenaar verlaten om een andere weg in te slaan. In feite moet je omkijken om na te gaan wat het schilderij eigenlijk behelst. Je bent al verder, voorbij aan wat is gezien. Het schilderij draait zich om.
 
Deze schilderijen gaan niet over wat je ziet, maar over wat je ondergaat in onbekende streken. De schilderijen zijn vooral weer en wind. Ze zijn in die zin vanzelfsprekend. Niets om je over te verbazen, maar iets om je op te kleden, als het ware. In ieder schilderij proef je de aanwezigheid van iets wat al uit beeld is verdwenen. Je beseft dat het er net nog was. Je bent net te laat, maar alles staat nog in het teken van wat uit zicht is. Niemand schildert zo precies wat er niet meer is. Deze schilderijen gaan over de schijn van afwezigheid. Je kunt voor jezelf benoemen wat je mist. Wat je ziet is wat je ontgaat.
 
Wat de schilder niet kan laten
Wie naar de schilderijen van Ingrid Simons kijkt,
Ziet dat hij iets mist wat net uit beeld is verdwenen.
Wat je wel waarneemt is
 
niet zozeer wat het lijkt,
Maar een beleving die meer dan onverhoeds de benen
Heeft genomen. Je wandelt in gedachten een bospad af.
De bomen neigen mee, het licht wordt door ze gevangen.
In de verte loopt het pad voor je weg, en verdwijnt in de draf
Van het paard dat voor je uit galoppeert. Je gaat je gangen.
Van de waarneming na. Wat is hier uit het zicht verdwenen?
Het is niet de ruiter noch het paard waar je blind voor bent,
Omdat je niet kunt geloven dat ze aan je zijn verschenen.
Eigenlijk is het een verschijnsel dat je door en door kent.
Waar je niet aan toe wilt geven. Het is de wetenschap
Dat je in materie niet vast kunt houden wat je onbewust
Verbaast en verontrust. Wat je eens hebt geweten is een stap
In het duister geworden. Je vindt hierin alleen maar rust
Als je je overlevert aan wat de kunstenaar niet kan laten.
Ingrid Simons schildert het onzichtbare in alle staten.
 
© Alex de Vries, 26 november 2010
 
 
 
 
 
Catalogustekst van de presentatie “Zusam” in de Alte Post (Neuss, Duitsland, 2010)
door Saskia van der Wiel 
kunsthistoricus, curator Museum van Bommel van Dam

Presentatie met Alexandra Roozen en Linda Arts, curator Bert Loerakker, 2 mei t/m 4 juni 2010
 
Simons (Eindhoven 1976) schildert in een losse, expressieve stijl. De laatste jaren vormt het landschap haar vertrekpunt. In delen van haar werk zijn de landschappelijke elementen duidelijk te herkennen, even zo vaak echter blijven de brede verfstrepen op zichzelf staan en weerspreken ze elke suggestie van perspectief. Het moment waarop verf een beeld gaat vormen, intrigeert haar. Die overgang van abstractie naar figuratie, en het schemergebied dat daar tussenin ligt, probeert ze in haar werk te vangen. Door de verf de ruimte te geven, hier en daar zelfs vrij over het doek te laten lopen, ontstaan nieuwe beelden en onvermoede oplossingen. Ze schept en herschept het landschap, tot er een nieuwe constellatie ontstaat die slechts met moeite nog aan de werkelijkheid te relateren is.
Simons beperkt zich tot slechts enkele kleuren. Haar schilderijen zijn veelal uitgevoerd in zwart-wit. Hierdoor staan ze bij voorbaat al verder af van de realiteit. Het werk krijgt er bovendien een zakelijke, wat kille uitstraling van. Daar waar kleur gebruikt is, wordt het geheel meteen aangenamer en toegankelijker. Kleur verzacht, haalt het werk dichter naar de belevingswereld. Het zwart geeft een zwaarte en lading aan de werken die ze ten volle benut. De landschappen die ze creëert hebben een sterk romantische waarde. Ze zijn opgebouwd uit naaldbomen, open plekken in het bos, bergkammen en een enkele ruïne. Het zijn nocturnes, stukken die de nacht bezingen, met maanlicht en donkere schaduwpartijen.
De verlatenheid en leegte die uit de werken spreekt, grijpt je aan. Al lijken de landschappen ver van huis gesitueerd, toch zijn ze herkenbaar voor eenieder. Misschien zijn het fantasielandschappen, afspiegelingen van angsten en hersenschimmen. Als kijker kun je er eindeloos in ronddwalen, op zoek naar klaarheid en samenhang.

© Saskia van der Wiel, mei 2010
 
 
 
 
 
Openingswoord van de solo show “A luz da lua, visao sobre o invisivel”
Igreja de Sao Vicente, Evora, Portugal, 27 maart 2010
Door Anke Schaeffers
Cultureel attache van de Nederlandse Ambassade te Lissabon :
 
“Het is een eer en een genoegen om in deze prachtige entourage – een prachtkerk in een stad van uitzonderlijke schoonheid- de opening te mogen verrichten van mijn landgenote Ingrid Simons.
Ik prijs mezelf gelukkig om de voortreffelijke en reeds jaren bestaande samenwerking tussen de Gemeente van Évora en Stichting Obras, die in perfecte symbiose initiatieven organiseren die de  geest verheffen en de culturele dynamiek tussen Portugal en o.a. Nederland versterken.
Ingrid Simons stond reeds tweemaal genomineerd voor de prestigieuze Nederlandse onderscheiding ‘Koninklijke Prijs voor Vrije Schilderkunst’. Dat is niet verbazingwekkend: haar schilderijen lijken te beschikken over bovennatuurlijke krachten, althans die indruk heb ik: ze kunnen praten en zelfs wenken! En als het niet echt praten is, dan in ieder geval fluisteren: -Kom, kom -, waarbij ze de kijker met een mix van schoonheid en mysterie aantrekken. De kijker kan de verleiding niet weerstaan, verlaat zijn gerieflijk plekje en stapt de wereld van het schilderij binnen; en dat overigens met het grootste gemak, het schilderij wijst hem immers zelf de weg.
Het ongemak komt pas later, zodra hij is aangekomen  op de plek van bestemming: een soort limbus, een ijzige ruimte, unheimlich, tijdloos en bestaande uit dualisme: zwart en wit, licht en donkerte, zon en maan. De kijker is gevangen, geboeid, maar hij is niet alleen. Het bewijs daarvan komt wanneer de kunstenares, plotsklaps, een teken van leven geeft door, net als op de autobaan bij een snelheidsovertreding, de flash van de radar in werking te zetten. De radiografie -van de menselijke conditie – is gemaakt: de kijker is overgeleverd aan zichzelf, én aan de uitdaging om zich over zijn eigen grenzen te beraden.
– De mooiste bloemen groeien aan de rand van de afgrond – is een  uitdrukking die de kunstenares fascineert. En de schilderijen van Ingrid Simons dienen als lokaas om de kijker, op subtiele wijze, naar de grens van de werkelijkheid te roepen:  – Kom, leg lef aan de dag en zoek de grenzen op, het mysterie van de menselijke schepping ligt daar verborgen!-
Beste aanwezigen, laat u niet ontmoedigen: er is genade, uiteindelijk! Het werk van de kunstenares  heeft zich verder ontwikkeld en toont meer zelfverzekerdheid en lef. De kunstenares neemt ons steviger bij de hand en toont ons, zonder hoogtevrees, dat de ogenschijnlijke contrasten –zwart en wit, licht en donker, zon en maan- in werkelijkheid één geheel vormen: elke helft bevat in zichzelf zwart en wit, licht en donkerte, leven en dood, God en Demon. Zwart en – zoals Newton bewees – wit  dragen alle kleuren van de regenboog in zich: de mooiste bloemen bevinden zich daar, inderdaad! En zo moge blijken dat het werk van Ingrid niet draait om contrasten, maar om relaties, relaties tussen de kunstenaars, haar werk, de kijker en zijn omgeving. Het is een hommage aan de ‘wonderful world’ waarin we leven.
Het mysterieuze landschap van de Alentejo vormt ongetwijfeld een onuitputtelijke bron van inspiratie voor kunstenaars en kunstliefhebbers. Ik spreek de wens uit dat de Gemeente van Évora en de Stichting OBRAS hun middelen, gul  en bekwaam als altijd, beschikbaar blijven stellen zodat de kunsten immer kunnen blijven bloeien en verrijken!
Tot slot: de hindoeïstische godin Kali belichaamt het idee dat creatie en destructie onderling intiem verbonden zijn, dat de een van de ander afhankelijk is om te kunnen evolueren, enkel zo wordt de cyclus van het leven rond. Trouw aan deze hindoe-gedachte, die om de natuurlijke cirkel der dingen rond te maken óók bepaalt dat een speech niet bestaat zonder een toast, nodig ik u uit het glas te heffen op de première van Ingrid Simons in Portugal.
Allen van harte gefeliciteerd!”
© Anke Schaeffers, maart 2010
 
 
 
 
“Beste Ingrid door Florent Bex” (2010)
 
Antwerpen, 21 november 2010
Beste Ingrid,
Op je atelier heb ik uiterst geboeid gekeken naar je werken. maar de specifieke en intense werkervaring die ik mocht ondergaan bij je schilderijen kan onmogelijk door een tekst vervangen worden, en dat is maar goed ook, want het kijken blijft promordiaal en woorden schieten te kort.
Maar belofte maakt schuld, dus dan toch deze eerste poging met woorden in de vorm van een brief.
Het is verbluffend hoe je met een minimum aan middelen zo suggestief landschappen laat verschijnen op het doek. Het zijn geen beelden naar de natuur, maar geinterioriseerde landschappen, die uit de onbewuste herinnering opdoemen en tijdens het schilderen een dwingende eigenheid verkrijgen. Niet alleen door je te beperken tot amper twee basiskleuren, zoals bv. bijna zwarte partijen naast lichte beige-achtige tonen, maar vooral door de nerveuze toetsen. Toetsen die gelijktijdig getormenteerd zijn en constructief voor de beeldvorming. Simultaan een spontaan doorwrochte en een bedachtzame werkwijze , die een beeld creeert waarin als het ware een paradox heerst tussen een romantisch gevoel en een onbestemde dreiging. Dat je, zoals je me vertelde, graag ’s nachts in de natuur wandelt, en dan liefst bij volle maan, is duidelijk. Het is het maanlicht dat scherpe contrasten vormt., waarbij de grensgebieden tussen licht en donker vervagen. En ondanks de sterke contrastwerking heerst in je beelden een zacht weemoedige sfeer van iets dat niet meer te achterhalen is.
Het zijn alternatieve beelden van landschappen, die onze zintuigelijke waarneming stimuleren : we denken iets te herkennen dat we mentaal aanvullen met de eigen beelden uit de herinnering en de voorbije ervaringen. Als je dichterbij komt verdwijnt de herkenbaarheid meer en meer om plaats te maken voor het zuiver schilderkunstige. Je ziet nog enkele materievolle penseelstreken, smeuig en pasteus. Je doeken worden halfreliefs. Het is alsof je met het penseel de bergwanden en de bomen niet alleen tekent, maar ook boetseert. Je individueel subjectieve interpretatie van een landschappelijke werkelijkheid, waarin je harmonie koppelt aan contrast, is een ode aan het kijken en aan de werking van onze herinnering.
Met vriendschap en bewondering,
Florent Bex
Eredirecteur Museum van Hedendaagse Kunst Antwerpen (MuHKA)
(Uit de publicatie Shadows Shift, Ingrid Simons 2010)
 
 
 
 
 
“Kunst van de dag” (2009)
www.galeries.nl
Door Ko van Dun
Patronen in het zand, wolkenluchten en rotswanden, wie heeft er niet ooit in verwondering naar gekeken en zich laten meevoeren op de oneindige stroom van beelden en gedachten? De verbeelding geprikkeld door spontaan opwellende associaties, nog zonder richting of vorm, die het bewustzijn binnenkomen als verwaaide geluiden tijdens een zomers middagdutje. De fascinatie voor de ongevormde schoonheid van de natuur, als tegenhanger van de aan regels gebonden, geconstrueerde esthetica van de academie, stond in de achttiende eeuw aan de basis van een nieuw denken over kunst. De vrije verbeelding stond gelijk aan de vrije mens die zijn eigen natuur volgde. ‘Nocturnus I’ is een recent werk van Ingrid Simons. Imaginaire landschappen als deze maken naast interieur- en figuurstudies een belangrijk deel van haar werk uit. Boomgroepen, bospaden, luchten, water, weerspiegelingen, het is vaak moeilijk uit maken waar je naar kijkt, ook hier. Onder en boven de horizon verschijnen twee aparte werelden, wat hemel is en wat aarde, is niet duidelijk. Gaandweg worden we ons er steeds meer van bewust dat we voor alles naar verf kijken, naar geschilderde structuren die hun eigen bestaan leiden, maar die toch, afgaande op de grote aandacht waarmee elke penseelstreek is neergezet, heel precies geconstrueerd zijn. Alsof het niet anders kon. Waargenomen als een echt landschap, maar dan een landschap van de geest dat uitnodigt tot eindeloos rondzwerven.
© Copyright 2009 Ko van Dun
 
 
 
“Tien gezichten van de werkelijkheid” (2009)
Door Rob Perrée naar aanleiding van de expositie
De landschappen, of moet ik zeggen bospaden van Ingrid Simons (1976) zijn in feite suggesties van landschappen. Dat komt allereerst omdat ze minimaal van kleur zijn. In feite zijn de basiskleuren bijna altijd wit en zwart. Simons lijkt te focussen op invallend licht, terwijl de bron daarvan buiten beeld blijft. Verder zijn haar schilderijen vaak grof geschilderd. Die sobere en tegelijkertijd overdadige behandeling, dat paradoxale, geeft ze iets benauwends. Als er dan nog een figuur op rondloopt waarvan je alleen maar de (gebogen) achterkant ziet, sluipt er zelfs een element van suspense in.
 
 
 
 
Overdwars” (2005)
Door Jan Doms
De diagonaal is een lijn die twee niet opeenvolgende hoekpunten met elkaar verbindt. Geboren en getogen in Tilburg, de vroegere textielstad, doet de diagonaal mij denken aan wollen gekeperd weefsel met schuin lopende fijne strepen. In de schilderijen van Ingrid Simons lijkt het alsof er zich onderhuids een onzichtbaar overdwars gevlochten raster bevindt op basis waarvan de navigatie plaats vindt van ruimte, licht en beweging. Voor wie het wil zien, biedt dat houvast om de figuren en objecten te fixeren en betekenis te geven. Afhankelijk van het tijdstip waarop, de hoek waaronder en de eigen gesteldheid waarmee naar de schilderijen gekeken wordt.
De werken bezitten een grote mate van intimiteit. Dat geeft het gevoel van bevoorrecht te zijn om een blik te mogen werpen in haar persoonlijke universum dat bevroren is in de verfstreken. Daarin bevinden zich soms figuren met afgewend gelaat of mensen die in zichzelf gekeerd zijn. In beslag genomen door een wereld die we niet kennen, maar die onmiskenbaar verband houdt met de afgebeelde ruimte waarin het betreffende leven weerspiegeld wordt. Leven uit een verloren tijd. Het humane is eveneens sterk verbonden met de objecten die in de werken voorkomen. Een animistische benadering van stoel, kast, bed, gordijn, radiator, boom, auto en menigmaal van de architectonische en landschappelijke ruimte als geheel. Zelfs als de menselijke figuur niet lijfelijk in de voorstelling aanwezig is, bekruipt je als kijker het gevoel dat je niet de enige bent die verbonden is met het moment dat zich ontvouwt. In de behandeling van licht en lijnvoering verraadt zich de lithograaf die schuil gaat achter de schilder. Bij licht hoort schaduw. Maar het verband tussen licht en de schaduw die een artefact werpt in de gemoduleerde ruimte, neemt bij Ingrid voortdurend een andere wending. De wetten van de natuur leggen het af tegen de krachten van de verbeelding.
Enkele jaren geleden voer ik met mijn schildersvriend over de Maas. We vertrokken in de vroege ochtend bij helder zonlicht en zagen de littekens van bedrijvigheid het landschap domineren. Tegen het vallen van de avond nam de schemer bezit van het watergebied en op een wonderlijke manier verdwenen de pregnante beschadigingen van de oevers in het niets. Het schemerlicht omarmde elke ongerechtigheid totdat alleen het paradijselijke onze ogen koesterde. Het licht kwam van overal en nergens. Schaduwen lichtten op en de kleur van de hemel verbond zich met het zachte sputteren van de motor. De wijze waarop het licht in de schilderijen van Ingrid aanwezig wordt gesteld – darstellen, zoals dat in de Duitse taal zo mooi wordt weergegeven – is in mijn ogen bijzonder. Ze vormt daarmee in combinatie met de figuratie op geheel eigen wijze een eenheid van tijd, plaats en handeling. Dramatisch, maar niet noodzakelijkerwijze een drama; eerder een poëtisch samenbrengen van meer en minder ingrijpende gebeurtenissen die voor de kijker in het ongewisse blijven.
Als beeldhouwer ben ik altijd als eerste geïnteresseerd in de wijze waarop een schilder de ruimte definieert. Zowel de omvattende ruimte als de ruimte die door de voorstellende delen wordt ingenomen. De derde dimensie wordt pas ervaren als men zich beweegt en steeds opnieuw een standpunt inneemt ten opzichte van hetgeen zich in de ruimte bevindt. Deze is daardoor onlosmakelijk verbonden met de tijd die beweging in beslag neemt. De schilderijen van Ingrid zijn erop gemaakt om er bij wijze van spreken daadwerkelijk binnen te kunnen gaan. Je zou de figuur willen aanraken, het venster sluiten. Je oor op het kussen te ruste leggen om deelgenoot te worden van het tafereel. Op de bank plaatsnemen en het verglijdende zonlicht op je wangen voelen branden. Het ruisen van de bladeren horen. Een auto die in beweging komt. Zo maar de wind je haren laten beroeren of zelf een schaduw werpen terwijl je de straat oversteekt en die langzaam zien oplossen in het geschilderde licht.
Als je te rade gaat bij een oude zeeman dan zal hij verhalen over de adembenemende kleuren van de mooiste zee op aarde, de Oostzee. De oneindige schakeringen van het grijs, de okers en het mauve, die zichtbaar worden in het kielzog van de dalende zon. De voortdurende veranderingen in het palet van de hemel, zo waarneembaar als het bewegen van de kleine wijzer op het uurwerk. Bij nacht speelt het noorderlicht op de horizon. De voorbijglijdende scherenkust zweeft op zijn schaduw. Als je dat allemaal gezien hebt, weet je wat kleur en de metafysische werking daarvan in de verlatenheid van het oneindige water teweeg kan brengen. En, soms is het er doodstil. Dat is het evenbeeld van verstilling. Misschien wel het opvallendste kenmerk van het werk van Ingrid Simons, verstilling overdwars. Juist voor de storm van het gemoed of direct nadat de levensadem weer tot rust gekomen is.
2005 (“Crossroads”, Ingrid Simons)
 
 
 
 
Vrees biedt hoop – Ingrid Simons schildert hoe we kijken” (2005)
Door Alex de Vries
Ingrid Simons maakt schilderijen die je wel denkt te kennen. Je kijkt ernaar en denkt te weten wat je ziet. Verkeerd gedacht. Meteen daarna besef je dat je het mis hebt. In veel van haar werk zie je iets op de rug, waarmee ze aantoont wat ze achter de rug heeft, waar dat schilderij vandaan komt en wat haar als kunstenaar voor ogen staat. Eigenlijk is haar figuratieve werk nauwelijks herkenbaar. Wel is alles wat ze schildert een portret, vooral ook als het niet om mensen gaat, maar om hun omhulsel en hun omgeving, om de atmosfeer die hen omringt, om de gedachten en gevoelens die rondom hen resoneren. Dat portretteert ze in ware gedaante; niet met precisie gefijnschilderd naar hun uiterlijk, maar accuraat getroffen in hun onbestemde verschijning. Ingrid Simons maakt het je als kijker makkelijk, en daar heb je het dan vrijwel meteen moeilijk mee. Wat ze eigenlijk schildert, kun je niet zeggen. Je kunt het uiterlijk van haar werk beschrijven, zelfs met zuiver stilistische analyses over de manier waarop ze verf aanbrengt, hoe ze een compositie opbouwt, zonder dat je daarmee ook maar iets over de betekenis van haar schilderijen verheldert.
De schilderijen van Ingrid Simons hebben een intiem karakter. Ze hebben ook iets vreeswekkend, het besef dat het leven een bedreiging kan zijn en de opgave je daar tegen teweer te stellen. Door de persoonlijke vertrouwelijkheid van het werk, is angst altijd iets wat ze overstijgt. Ze vindt schilderend hoop in de desolate mens. Zelden zie je mensen zo op zichzelf aangewezen als in de schilderijen van Ingrid Simons. De vanzelfsprekendheid daarvan is enerverend voor je gemoed als je naar haar werk kijkt. Ze laat geen enkel misverstand bestaan, hoe raadselachtig haar schilderijen ook zijn. Het is een kwestie van onder ogen zien dat je er niet aan kunt ontkomen wie je bent en dat altijd in de tijdelijke relatie tot de omgeving, mensen en situaties, waar je je bevindt.
Ingrid Simons heeft oog voor omstandigheden, die iedereen wel kent of vrijwel willoos ondergaat, die zij dan haar wil als schilder oplegt. Niets in haar werk is in scène gezet en desondanks kijk je naar beelden die als filmstills je gedachten dwingen tot heroverweging van wat je dacht te weten. De kleuren die je ziet, laten je denken in zwart-wit. Ze voegt al schilderend net zoveel toe als het voorgenomen beeld achter zich heeft gelaten. Van een voorgeschiedenis is het schilderij daardoor ontdaan, maar net als je denkt dat er in het schilderij niets meer gebeurt, slaat het verleden toe. Je moet nadenken over wat je eerder niet hebt gezien en over wat je nog niet ziet. Je moet vanuit het schilderij kijken, denken en ervaren.
De schilderijen zijn contemplatief en ingetogen, maar niet kaal of sober. De verf doet het werk. Over ieder schilderij is duidelijk nagedacht, maar Ingrid Simons maakt geen ideeënkunst. Ze schildert altijd de mens en concentreert zich op de psychologie van de mens. Haar schilderijen zijn een vorm van gedragsstudies, niet door te observeren maar door te elimineren. Het is in dat opzicht genadeloos werk. Een schilderij van een stoel in het Bois de Boulogne laat door die werkwijze zien wie daar zit, al is die persoon niet geschilderd. Je maakt zelf uit wat je ziet. Meer nog: wie je ziet. Je kunt zelf beslissen of je in die stoel gaat zitten. Zo beslis je ook over het kijken naar de schilderijen van Ingrid Simons, of je ze ziet zitten of niet. Kijk goed.
2005 (“Crossroads”, Ingrid Simons)
 
 
 
 
“Voorliefde voor lithografie bij Simons en Rosema” (2006)
Eindhovens Dagblad, maandag 15 mei 2006
Door Verily Klaassen
“That Figures” heet de tentoonstelling bij Peninsula met nieuw grafisch werk van Ingrid Simons en Judith Rosema. Letterlijk vertaald betekent de titel “dat ligt voor de hand”, maar we moeten dat wat ruimer interpreteren en dan blijkt vooral het woord figuratie van belang. Simons maakte prachtige steendrukken van stadse taferelen en Rosema van zeer persoonlijke droombeelden. “Je komt het niet vaak tegen”, vertelt galeriehouder Pieter Alewijns, “maar deze jonge kunstenaars hebben alle twee een duidelijke voorliefde voor de lithografie. Zij werkten in het Grafisch Atelier in Den Bosch, in de werkplaats van de Rijksakademie in Amsterdam en bij Grafisch Atelier Daglicht in Eindhoven.”
Het resultaat van al dat werk hangt aan de muur op de Bilderdijklaan en vormt zo samengebracht een mooie expositie. Dat komt ook omdat Simons en Rosema vooral op een bescheiden formaat prenten maakten, wat tot goed kijken dwingt.
Tekening
Met name de litho’s van Rosema vragen om onverdeelde aandacht. Daaraan is goed te zien dat haar basis bij de tekening ligt. Met een voorzichtig zoekende lijn schetst zij licht absurde beelden – overigens niet gespeend van enige melancholie.

Steeds speelt daar een vrouw de hoofdrol in, die dan weer eenzaam, dan weer koesterend of troost zoekend door het leven gaat. Het lijken wel kleine getekende gedichtjes, waar nog een hele wereld onder schuil gaat. Vrolijk worden we er echter niet van.
Simons is vooral bekend als een “echte schilder”. Zij maakt pasteus geschilderde doeken van meestal alledaagse situaties ; een kamer, een man op bed, een straathoek ; alles in paarsige en gelige tinten. En nu dus een serie steendrukken. Ook daarin zien we haar voorliefde voor de eigenschappen van materiaal terug. Anders dan bij Rosema, waar de lijn de boventoon voert, vloeien bij Simons de tinten soepel in elkaar over. Technisch mooi uitgevoerde litho’s zijn het resultaat.
“That Figures”, litho’s van Judith Rosema en Ingrid Simons, Galerie Peninsula, Eindhoven
 
 
“Kunst van de dag” (2006)
www.galeries.nl
Door Alex de Vries
Ingrid Simons ziet voor het schilderij altijd zoveel mogelijkheden dat ze wel gedwongen is zich te beperken. Ze wil niet domweg alle kanten op. In veel van haar schilderen is een figuur zichtbaar die in zichzelf is gekeerd, vaak ook op de rug gezien, verdiept in iets onzichtbaars. Of dat iets voorbijgaands is of iets van alle tijden, is voor haar geen vraag : het voorbijgaande is van alle tijden.
Het schilderij ‘Crossroads’ laat niet zo’n figuur zien: ze maakt van de kijker die figuur. Ze werpt ons terug op onszelf in een tijdloos zwart-wit, een fotografische herinnering die ze in materieel aangebrachte verf een totaal ander karakter geeft dan we kennen. Er is op dit schilderij geen kruispunt in zicht, hoezo ‘Crossroads’? Parallelle banen spiegelen nat de onscherpe contouren van de wankele architectuur die er bovenuit steekt en leiden naar een nauwelijks waarneembaar bochtje in dit parcours van schilderend denken. Daar zouden we op een kruispunt terecht kunnen komen, maar dan moeten we wel die straat in en doorlopen, zonder te weten waar we uitkomen.
Ingrid Simons laat onontkoombaar zien wat achter ons ligt en dat we ons wel om kunnen draaien, maar dat die beweging ons perspectief niet zal veranderen. Wat voor ons ligt, is net zo goed wat achter ons ligt. Op dat kruispunt staan we en we moeten verder.
 
 
 
“Kunstprijs voor Ingrid Simons” (2006)
Eindhovens Dagblad
Door Rob Schoonen
Oprecht blij is ze met de prijs. Niet eens zozeer vanwege de 2.500 euro, maar meer nog omdat er erkenning uit blijkt. “Het is gewoon hardstikke tof dat mensen je werk volgen en het ook nog eens waarderen”, aldus Ingrid Simons, die gisterenavond de Kunstprijs van het Academisch Genootschap in ontvangst mocht nemen.
De Eindhovense Simons (1976) heeft volgens de jury “het vermogen om al schilderend beelden op te roepen die boeiend zijn om naar te kijken, terwijl ze niet oppervlakkig wil behagen (…). Haar doeken laten ruimte voor een veelheid aan gedachtenstromen en interpretaties.”
De kunstenares kan zich daar prima in vinden : “Ik probeer in mijn werk altijd meerdere lagen aan te brengen ; het gaat niet alleen om dat landschap, het gaat niet alleen om dat interieur ; er moet meer aan de hand zijn. Je moet willen proeven wat er met die figuren aan de hand is ; waarom ze juist op dat moment op die plek zijn. Dat maakt schilderen zo boeiend.”
Tegenstellingen
Simons werkt graag pasteus. Je kunt zien dat ze met zichtbaar genoegen de stroperige olieverf op de drager penseelt. Maar de laatste tijd is er meer en meer ruimte voor schrale oppervlakken. De in Valkenswaard werkende kunstenares heeft nog altijd een voorliefde voor okers en gelen (“daar kun je lekker broeierig mee werken”), maar deinst er de laatste tijd niet voor terug om zich te beperken tot zwart-wit : “Daar kan ik nu eenmaal heel goed dat ireëele in kwijt.”
 
 
 
Kunstprijs Academisch Genootschap Eindhoven (2005)
Publicatie juryrapport Ingrid Simons
Door Mw. Drs. E.A. Schreuder
Ingrid Simons schildert met olieverf op doek. Zij toont ons haar wereld in verf. Soms zijn het gewone dingen, die zij omzet in verf, zoals bloemen, een schemerlamp of een kledingstuk. Dan weer maakt ze landschappen naar aanleiding van foto’s. Haar compositie bouwt ze op als een fotograaf ; ze zoemt in op het ze snijdt de voorstelling af en maakt gebruik van fotografische trucs als overbelichting of een scherp licht-donker contrast.
Het is echter vooral de manier waarop ze schildert, die de aandacht van de toeschouwer vasthoudt.
Haar kleurgebruik is zeer subtiel in een beperkt palet, soms geheel in zwart-wit. In krachtige penseelstreken, vaak in de nat-in-nat techniek, weet Ingrid Simons hier veel nuance in te brengen. De voorwerpen worden regelmatig in een pasteuze, schilderachtige toets tegen een gladdere achtergrond geschilderd. Het al schilderend oproepen van de illusie van diepte gaat haar goed af.
In haar landschappen schildert ze de mens vrij geabstraheerd en op de rug gezien. Net als in de Romantische traditie kijkt de toeschouwer over de schouder mee de diepte in van de vaak overweldigende natuur. De menselijke figuur is niet nadrukkelijk aanwezig, meestal opgelost in de materie. Door het weglaten van een herkenbare gelaatsuitdrukking is de figuur een opstapje voor de toeschouwer, om zelf in het doek te verdwijnen. Ze heeft het vermogen om al schilderend beelden op te roepen, die boeiend zij om naar te kijken, terwijl ze niet oppervlakkig wil behagen.
De jury is vooral geraakt door de kracht waarmee haar beelden emoties oproepen, zonder dat de kunstenaar hier zelf een sturende richting aan geeft. Haar doeken laten ruimte voor een veelheid aan gedachtenstromen en interpretaties.
De jury :
Mw. Drs. E.A. Schreuder, kunsthistoricus
Drs. A.B. Hofstee, voormalig hoofd afdeling Kunst en Cultuur, gemeente Eindhoven
Dhr. D.J. van Hoof, Jan van Hoof galerie, ’s-Hertogenbosch
Mw. C.M.J.Th. Vinke-Noordman, kunstenaar
Ir. J. de Wilde, architect
 
 
 
“De vleesgeworden werkelijkheid” (2005)
Schilderijen van Ingrid Simons bij Galerie ‘t Beddekoetsje
Eindhovens Dagblad
Door Irma van Bommel
Lumen is de titel van een boeiende tentoonstelling van Ingrid Simons, nu te zien bij Galerie ‘t Beddekoetsje in Helmond.
Een serie schilderijen onder dezelfde titel gaf de naam aan de expositie: grote doeken met daarop een op het eerste gezicht gewone voorstelling van een spijkerbroek, hangend over een ijzeren bed. Toch heeft Lumen – licht – meer te maken met de opstelling van een schilderij van een kathedraal.
Daarachter is namelijk een lamp geplaatst die de vensters als het ware verlicht. Hoewel dit werk ook elders te zien is geweest, is de presentatie hier in een van de oude bedsteden die het gerestaureerde pand rijk is, uniek. Dat is nog eens optimaal gebruik maken van de mogelijkheden van een expositieruimte.
Wat Ingrid Simons (1976) ook schildert, ze maakt er altijd iets theatraals van. Met haar kleine werken van bloemen en appels drukt ze een melancholische sfeer van verval uit. Haar grote doeken zijn veelal luguber van sfeer. Eigenlijk schildert ze hele gewone dingen naar aanleiding van foto’s: kledingstukken, leren laarzen, wasgoed hangend aan een rek, een zittende jongeman. Maar door de manier waarop ze schildert weet ze, heel subtiel, dramatiek in haar werk te brengen. Door een pasteuze verfbehandeling op een verder schrale achtergrond geeft ze haar onderwerpen iets ‘vleselijks’. De leren laarzen roepen associaties op met hompen vlees. De opgehangen spijkerbroeken lijken stijf te staan van het vuil, maar zijn ook weer zo geschilderd dat het net is of de benen er nog in zitten. Bij het uitbeelden van personen gaat ze nog een stapje verder, die kan ze zo geabstraheerd schilderen dat ze lijken op te lossen in hun omgeving. Maar ook kan ze met haar verf een zekere staat van ontbinding suggereren.
De pasteuze stijl van Simons doet denken aan de schilderijen van Marc Mulders, die eveneens zijn onderwerpen een ‘vleselijke’ uitstraling geeft. Haar werk roept ook herinneringen op aan de schilderijen van Chaim Soutine (1893-1943) en Francis Bacon (1909-1992). Maar waar Soutine en Bacon een schreeuw van binnenuit verbeeldden, lijkt het werk van Simons meer ‘Spielerei’: het dramatiseren van de werkelijkheid.
We zullen nog veel van haar horen.
 
 
 
Vet goeie schilders”
Internationaal NBKS project 2004-2005
Door Rob Smolders
“Een schilderij maakt meer indruk naarmate we ons beter in de voorstelling kunnen inleven. Wie heeft er nooit zo op de grond gezeten, schoenen uit, armen om de knieën geslagen? Nergens bij horen, wachten, dromen. Een stoel maakt zitten tot werken, een bank nodigt uit tot gezelligheid. Geen behoefte aan,laat mij maar even. Ik luister naar muziek, ik zie je straks wel. Die afstand voelt de schilder heel goed aan. Die houding, de blikrichting naar rechtsonder. In zijn afkeer van contact is dit lichaam veelzeggend.Daar hebben we geen gezichtsuitdrukking voor nodig. Door de gekozen positie tussen de meubelstukken wordt de zwijgzame figuur zelf een voorwerp in een interieur. Iets meer geprononseerd dan het kleed waarop hij zit, het bankje, het raam boven zijn maar iedere seconde van volgehouden zwijgen maakt hem meer een met zijn omgeving.
Heeft hij niet de kleur van het licht in de kamer aangenomen? Het is misschien vreemd om te denken, maar hier zit iemand die zijn substantie verliest en geleidelijk een wordt met het lijnenspel van het karpet. Hij wordt een arabesk, een stukje versiering, en de ruimte om hem heen veranderd mee. De diagonale lijnen suggereerde oorspronkelijk een ruimte, een cocon waarin de zwijgende figuur zich kon hullen. Maar de diepte verdwijnt. De lichte verfdruipers verraden het smelten of oplossen van die ongrijpbare afstand tussen het doek en de wand die daar ooit stond.
De Fransman Edouard Vuillard was een meester in deze schilderwijze. Hij kon een slapend meisje een laten worden met het bed waarin zij lag. Ingrid Simons volgt hem een heel eind, maar ze wil nog geen afscheid nemen van haar model. Toch zal ze moeten kiezen, die jongen kan niet tegelijkertijd bij haar zijn en opgaan in zijn eigen wereld. Dan hangt hij tussen wal en schip, dan rolt hij van het doek af.”
 
 
 
Jonge kunst in de tuingalerij” (2002)
Noordbrabants Museum, solo

3 augustus – 15 september 2002
Door Maureen Trappeniers
“Ingrid Simons geeft met olieverf op doek een illusie van ruimte, begrensde binnenruimten en minder begrensde buitenruimten. Die ruimten zijn duidelijk afgekaderd en perspectivisch scherp bepaald. Het gebruik van gedempte kleuren en een nadrukkelijk licht/donker contrast zorgt hiervoor. Er wordt vervolgens sterk ingezoomd op een object dat de aandacht in die ruimte opeist. Dat inzoomen is letterlijk, want met de camera als hulpmiddel worden mogelijke uitsneden bepaald. De objecten, een stoel, een bank, een kledingstuk of een menselijke gedaante, worden neergezet met veel verf en forse toetsen die het licht vangen. In visueel opzicht verliezen dit soort plekken in het schilderij bijna hun betekenis, omdat de voorstelling in de materie dreigt op te lossen.
Bijna, want hoewel Ingrid Simons ertoe neigt om de verf voor zichzelf te laten spreken, wil zij de figuratie juist niet uit het oog verliezen. Die zorgt namelijk door zijn onbestemde karakter voor de betekenis van het werk. Bij de lege stoel en de achtergelaten kleding is de mens afwezig; en als hij wel aanwezig is en zelf het onderwerp vormt, vertoont hij geen actie en blijft hij anoniem. Zo willen deze schilderijen portretten zijn, maar dan zonder persoon of zonder gezicht.
Ingrid Simons (Eindhoven 1976) volgde de Akademie voor Kunst en Vormgeving in Den Bosch.
Zij woont en werkt in Valkenswaard.”
 
 
Juryrapport Salonprijs NBKS (2001)
“Ingrid Simons studeerde in 1999 af aan de Akademie voor Kunst en Vormgeving te Den Bosch, richting autonoom tekenen, schilderen, grafiek. De titel van haar afstudeerscriptie luidde : “De mooiste bloemen bloeien aan de rand van de afgrond : een verhandeling over het zoeken naar evenwicht tussen “realisme” en “abstractie” door het onderzoeken van de strijd tussen afbeelding en verf.”
De scriptie dwong bij de examinatoren bewondering af om meer dan een reden.
Genoemd werden onder andere de vasthoudendheid waarmee zij haar onderwerp wilde doorgronden en de liefde voor het schilderen die eruit af te lezen viel.
De jury herkent in de schilderijen van Ingrid Simons eenzelfde vastberadenheid en liefde voor de schilderkunst.
Door een haast obsessieve benadering van haar onderwerp bereikt zij al schilderend een nieuwe werkelijkheid : een fantastische werkelijkheid. De beelden waarin alledaagse voorwerpen van haarzelf, of herkenbare ruimtes zichtbaar zijn, krijgen door deze werkwijze en het bijzondere materiaalgebruik een vervreemdend effect.
Ingrid Simons komt binnen de traditie van de schilderkunst buitengewoon knap tot nieuwe uitspraken omtrent betekenis, compositie, kleurgebruik en materiaalverwerking. Haar onderwerpkeuze is sober en beperkt – een stuk wasgoed aan de lijn, schoenen op een tapijt – maar is in de uitwerking breed van rijk aan sfeer en op onderdelen onverwachts verrassend.
Met klassieke schildersmiddelen en zonder te willen behagen heeft zij een eigen herkenbaar idiom ontwikkeld.
Haar beelden zijn puur, zonder trucs, risicovol en met volwassen hand geschilderd ; ze zijn eigenzinnig en persoonlijk, type ruwe bolster – blanke pit.
De beelden hebben ook in een ander opzicht een dubbele gelaagdheid achter de verfmassa gaat een zekere spanning schuil, een bepaald vermoeden over gebeurtenissen die in de ruimte plaatsvonden, of personen die voelbaar in de ruimte aanwezig zijn.
Ingrid Simons leeft van, voor en tussen de verf en levert zo het bewijs dat de schilderkunst nog altijd bloeit.
De jury hoopt dan ook van harte dat zij de opdracht in het kader van de Salonprijs aanneemt en wacht met warme belangstelling op het resultaat dat ongetwijfeld echt uit de verf zal komen.
Dames en heren graag feliciteer ik, mede namens de andere juryleden, Ingrid Simons van harte met de NBKS Salonprijs 2001″.
De jury :
Michael Berkhemer, Amsterdam
Koen Delaere, Tilburg
Jos Wilbrink, Breda
Jos Willems, ‘s-Hertogenbosch
Breda, 2 september 2001
 
 
 
“Ruimte, verf en gesprekken in een gastatelier” (2000)
Ingrid Simons rondt ‘Schildersessies’ af met expositie in Cacaofabriek
Door Angelique Spaninks
Hard gewerkt heeft ze. Zes weken lang, soms van ’s morgens negen tot ’s avonds elf. Schilderen en praten, praten en schilderen. Maar daar ging het de Bossche kunstenares Ingrid Simons dan ook om tijdens haar werkperiode in het gastatelier van de Helmondse Cacaofabriek.
Om de gebruikelijke eenzaamheid van het atelier te doorbreken nodigde zij zeven totaal verschillende collega-kunstenaars uit om met haar samen te werken in evenzovele “schildersessies”.
In de praktijk betekende dit iedere week een ander contact, een andere werkwijze, een ander gesprek. Alleen de centrale thema’s kwamen steeds terug, zoals de keuze voor en stand van het schilderen anno nu. En natuurlijk de overeenkomsten maar ook verschillen tussen Simons’ werk en dat van haar gasten. Zo blijkt het werk van Simons harmonieus te combineren met dat van Helmonder Vincent Welten. “Sacraal licht” doopten zij hun uitwisseling, waarbij het interieur van de plaatselijke Lambertuskerk als bron van inspiratie diende.
Simons maakte een serie kleine doeken, die op afstand bijna fotografisch aandoen, maar van dichtbij in de haar eigen pasteuze stijl geschilderd blijken. Welten maakte enkele eveneens dik opgezette, kleurrijke doeken. Daarbij roepen de langgerekte vormen in blauw en geel weliswaar neo-gotische preekgestoelten en ramen in herinnering, ze zijn echter niet als zodanig herkenbaar.
Minder direct is het verband tussen de werken die Simons en de net als zij vorig jaar afgestudeerde Esther Tielemans (Opm. Tielemans studeerde in 1998 af, Simons in 1999) samen maakte. Bij gebrek aan overeenkomsten gingen zij de “confrontatie” aan – “ons plan was geen plan, alleen een stapeltje verzamelde knipsels die ons allebei iets zeiden”.
Toch ontstond er een intrigerend vierluik van op het eerste gezicht totaal onsamenhangende doeken (een met kersentakken, twee met wat onbestemde aquariumachtige omgevingen en en met een belaarsd been tussen de gloeilampen). Bij nadere beschouwing blijken ze echter gevoelsmatig met elkaar verbonden als door een onzichtbare navelstreng. Helaas is dat veel minder het geval met de werken die Simons samen met René Korten, Teresa Rahder en Rob Schouten maakte. Haar letterlijke uitzicht door een van de ramen in het gastatelier bijvoorbeeld blijft te ver af staan van de twee bescheiden verabstraheerde vensters van Schouten. Het is de vraag of dat anders was geweest als zij daadwerkelijk samen in het atelier gewerkt hadden.
Toch leidt ook het delen van de ruimte niet altijd tot goed resultaat. Zo doen Simons’ diepdonkere, bijna negentiende-eeuwse stillevens met appels Rahders felrode, moderne appels van bloedeloosheid verschrompelen.
Desondanks mag duidelijk zijn dat je je als kijker aan de resultaten van de schildersessies evenzeer kunt laven als aan de gastvrijheid waarmee Simons de afgelopen weken iedere vrijdag de deur tot haar gastatelier opzette. Voeg daarbij nog de spontane poëtische reacties die de verschillende werken via internet los wisten te maken en haar wens ook nog een boek te maken, lijkt gerechtvaardigd.
Maar het belangrijkste is wel dat Simons met deze opzet een manier heeft gevonden om jonge en oudere kunstenaars vruchtbaar te laten samenwerken zonder daarbij het publiek buiten te sluiten. En dat past precies bij wat De Cacaofabriek de komende jaren wil.
Zaterdag 4 maart 2000, Eindhovens Dagblad, 88e jaargang, nummer 5

Laat een reactie achter